Tarapoto
Als we de vliegtuigjes uitkomen, overvalt ons de hitte. Het is zeker over de 30 graden, en we weten dan ook niet hoe snel we ons van de vele lagen kleren moeten ontdoen.
Op het vliegveld worden we opgewacht door iemand van het kleine resort waar we ons verblijf geboekt hebben. Aangekomen in het hotel zien we dat dit echt een voorbeeld is van “op de rand van de jungle”. Alles geeft je het gevoel dat je in de Selva zit. Maar we horen geen krekels. En er zijn geen muggen!
Dat laatste is op zich natuurlijk een zegen. Het wordt veroorzaakt door het feit dat hier al tijden geen regen is gevallen. Maar dat heeft tegelijk als consequentie dat we het moeten doen met spaarzame bloemen, en niet met de uitbundigheid die de echte Jungle kenmerkt.
En ook de speciale fauna van de Selva laat zich hier niet waarnemen.
Als na enig onderzoek blijkt, dat er in deze regio ook geen alternatief te boeken is - nou ja, er is een lodge in het oerwoud voor 985 euro per kamer voor 3 nachten, maar de kleur van de tafelkleden stond ons onvoldoende aan - besluiten we om hier vier nachten te blijven zitten. Het complex is opgezet rond een riant zwembad, en wij zijn er aan toe om wat bij te komen van alle indrukken tot dusver.
Tarapoto zelf blijkt een druk en brommend stadje. Iedereen verplaatst zich op motors of bromfietsen, en de taxi is hier de overdekte gemotoriseerde driewieler, die luistert naar de naam motortaxi. Een ritje in de stad kost rond een euro, dus daar wordt door velen gebruik van gemaakt. Ze rijden allemaal door elkaar als nijdige horzels.
Het bestellen van zo''n motortaxi is een vak op zich. Met name het onderhandelen over de prijs is een interessante bezigheid. Om te beginnen met je altijd een prijs afspreken, anders krijg je na de rit geheid hommeles over de prijs. Natuurlijk moet je dan meer betalen dan gebruikelijk. Want señor begrijpt toch wel dat zijn bagage hem extra benzine kost? Of je hotel ligt in een dal en moet hij extra de heuvel op. Wat ze ook maar kunnen bedenken, wordt erbij gesleept.
Peruanen betalen gewoon 3 soles, oftewel 1 euro. That goes without saying. Maar zelfs als je wel een prijs wilt afspreken, ben je er nog niet. De taxista monstert je even vanuit zijn ooghoeken. Een Europeaan, dus dat is sowieso 4 soles. Zou hij nieuw zijn hier, en kent hij de gebruikelijke prijzen nog niet? Dan wordt het in ieder geval 5. Of soms ook 10. Of anders 20
Zij kan de ellende niet meer aanzien.
En nou gaat elke Sol extra natuurlijk maar over 30 cent. Big deal! Maar je wil ook niet het gevoel hebben dat je wordt beetgenomen. Zij maken er een soort spelletje van, dus speel je mee. En worstel je dus over elke Sol. Een heel goede truc is om op een groepje taxistas af te stappen, en luid te roepen: "Wie brengt ons naar het centrum voor 3 Soles? Er is er altijd wel een die dan de verleiding niet kan weerstaan.
Het Plaza de Armas is weinig boeiend.
Toch zijn er ook hier weer - dankjewel, TripAdvisor - huiskamercafeetjes en prima restaurantjes waar we dankbaar gebruik van maken. Soms eten we regionale gerechten waarvan we geen idee hebben wat het allemaal is. Maar lekker is het wel.
Zelfs de ontbijtjes hier verrassen ons. Iemand een idee wat hier op ons bord ligt? Ja, natuurlijk herkent iedereen de toast met gebakken eieren. En de gefrituurde bananen zullen ook nog wel geraden worden. Maar verder?
De brokken daarbij heten Tamal en bestaan uit mais, zoete aardappel en kruiden. Een lekkere toevoeging!
Soms hebben we gewoon geen zin in steeds maar buitenshuis te eten en prefereren we de kneuterige huiselijkheid van one hotelkamer. Dan gaan we eerst naar een supermarkt en kopen we allerlei lekkere hapjes om mee naar "huis" te nemen. "Ontbijt op bed" noemen we dat.
Ook hier in Tarapoto komen we weer onze elegante motoragentes tegen. Maar hier zonder het rode zwaailicht op het vervoermiddel, dus je moet wel zelf opletten.
Het bromverkeer in deze stad is een nadere beschouwing waard. De taxistas scheppen er behagen in om onderlinge wedstrijdjes te doen. Wie geeft meer gas? Wie trekt sneller op? Inhalen en ingehaald worden. Dat soort spelletjes.
Concepten als ruimte en tijd zijn hier wat minder ontwikkeld. Je kunt je dus voorstellen dat de regel “rechts heeft voorrang” hier niet zo is ingeburgerd. In plaats daarvan neemt diegene voorrang die het hardst rijdt, zijn wiel voor de ander krijgt, rechtdoor rijdt, het hardst toetert, zich dominant opstelt, en die denkt dat hij wel recht heeft op voorrang.
Het probleem voor ons is dat we maar moeilijk in kunnen schatten op welk moment welke van deze factoren aan de orde is. En we schrikken ons dan ook regelmatig rot en rijden soms met handen en voeten mee. Het aantal bijna-botsingen is aan de orde van de dag, maar uiteindelijk hebben we tijdens ons verblijf geen enkele botsing gezien. Er moet dus toch een soort systeem in zitten dat de Peruaan begrijpt. En de Europeaan niet. Bizar!
Tijd om onze verdere reisplannen op te maken. We hebben al eerder besloten om vanuit Tarapoto terug te vliegen naar Lima. Want we zien het niet zitten om weer drie busreizen van 10 uur terug te maken door gebied dat we al hebben gezien. En waar je ook heen wil, je moet feitelijk altijd weer eerst naar Lima terug.
Als we de middagvlucht terug nemen, kunnen we een uurtje of wat later de nachtbus van Lima naar Ayacucho nemen. Daar kun je redelijk comfortabel - nou ja - in slapen. En als je dan ’s morgens wakker wordt, zit je in een keer in de zuidelijke Andes in plaats van Noord Peru. Aldus besluiten we.
Dat maakt meteen de uitnodiging actueel van Merida die we in Trujillo op onze tour naar de archeologische schatten hebben ontmoet. (Zie de posting “Archeologie”.) Van veel kanten van onze trouwe volgers kregen we het advies om daarop in te gaan. Natuurlijk willen we dat zelf ook. Want je weet maar niet wat voor een avontuur daar weer aan vast zit. Altijd leuk.
Maar de reden dat ik daarbij toch een slag om de arm houd, is een verhaal dat me ruim 35 jaar geleden hier in Peru overkwam. In het vliegtuig naar Cuzco zit ik naast een Peruaan die luistert naar de naam Pedro. Ik raak met hem in gesprek en dat wordt allengs gezelliger. Uiteindelijk mondt dat uit in een uitnodiging van zijn kant om de volgende avond bij hem en zijn vrouw te komen dineren. Die neem ik uiteraard graag aan.
Ja, wat neem je dan mee? Als argeloze en internationaal nog onervaren Nederlander denk je dan eerst aan een bloemetje, nietwaar? Maar het valt niet mee om een bloemenzaak te vinden. Geen wonder, want bloemen zijn hier peperduur en worden alleen gekocht bij begrafenissen en huwelijken. En bovendien koop je dan geen beschaafd bosje, maar meteen een struik.
Vooruit, een rib uit mijn lijf, maar dat moet dan maar. En dus om stipto 20.00 uur sta ik op het aangegeven adres. Maar hoe hard ik ook aan de bel trek, niemand doet open. Check, check and recheck, maar alles klopt. Ik begrijp er niets van. En dus nog maar weer eens aanbellen.
Uiteindelijk gaat er drie hoog een raam open, en steekt een omaatje haar hoofd naar buiten. Wie we moeten hebben? Nou Pedro dus. Pedro? Die is vanmorgen met het vliegtuig naar het buitenland vertrokken. Nou, daar sta je dan met je mond vol tanden en een struik bloemen onder je arm.
Later legden Peruaanse collega’s mij uit dat de gewoonte om iemand voor het diner uit te nodigen stamt uit de tijd dat Peru nog een welvarend land was, maar dat het tegenwoordig - bij gebrek aan pecunia’s - niet meer betekent dan dat je aardig wordt gevonden. Ik hoor dan van mijn kant een paar uur van tevoren via de telefoon te checken of de uitnodiging reëel is, of slechts een aardig gebaar. Nou ja, bedenk dat maar eens als naïeve Nederlander.
Of die gewoonte nog steeds bestaat? We gaan het morgen meemaken in Ayacucho.
Hopelijk spotten jullie flink wat vogels!
@Milo: ik ben het helemaal met je eens!
XX