Vuurland en Ushuaia
21 oktober 2016 - Ushuaia, Argentinië
De reis van Puerto Natales naar Ushuaia is er een van ruim de klok rond. ’s Morgens om zeven uur weg. ’s Avonds om acht uur aan. Dus weer een stevige busdag, die begint met veel saaie pampa. Toch maakt zich gedurende de reis een zekere spanning van mij meester.
Dat heeft alles van doen met dat we nu naar Vuurland gaan. Bekend van de grote ontdekkingsreistochten. En het Beaglekanaal, ook al zo’n monument. En uiteindelijk gaan we terecht komen in Ushuaia, de meest zuidelijke stad op de wereld. Slechts achthonderd kilometer verwijderd van Antartica, en uitvalsbasis voor alles en iedereen die deze zuidelijke ijsvlakte wil bezoeken …..
Als de bus bij Punta Delgada aankomt, bereikt mijn innerlijke spanning een hoogtepunt. Ik sta nu aan de Straat van Magellaes. Wow! Bij de meest zuidelijke vuurtoren van het vasteland.
Aan de overkant in de verte ligt Vuurland! En we steken zo met een veerboot over. Ik voel de historie op deze plek. Letterlijk! En de veerboot blijft lang genoeg uit ons zicht om ruimschoots de tijd te hebben om dat gevoel stevig tot mij door te laten dringen. En hoewel die emotie natuurlijk onzinnig is, voelt het net alsof ik nu ook onderdeel van die geschiedenis uitmaak.
De veerpont zelf is van een stevig kaliber. Maar dat moet ook wel, want dat is de Straat van Magellaes ook. De boot is eerst alleen een stipje aan de horizon. Maar die wordt allengs groter. Het blijkt uiteindelijk toch een imposant schip.
De natuur speelt tijdens de overtocht uitstekend in op mijn gevoel. Het is ruig, het is koud, het waait hard, en we krijgen een forse golf water over ons heen als we boven op het dek staan. Maar het deert me niet. Ik ben hier, op mijn post. En we steken over naar Vuurland!
Hoe zal ik Vuurland beschrijven? We hebben nog vier uur met de bus voor de boeg voordat we Ushuaia bereiken. Dus alle tijd om de verschillende facetten goed in ons op te nemen. Het land is ruig en heeft van alles wat. Pampa in het begin.
Maar later gaat dat over in bossen die heel groen zijn. Kennelijk is het hier veel vochtiger dan waar we vandaan komen. En het is hier duidelijk lente. We zien veel fris groen. Maar ook heel kale stukken.
Verder is Vuurland leeg. En wijds. Het kent ook weer veel bergen en meren. Eigenlijk van alles wat. Niks is uitgesproken spectaculair. Maar het is de sfeer van de grote ontdekkingsreizigers en de pioniers van het eerste uur, die maakt dat alles heel bijzonder voelt.
Het eiland heeft van de ontdekkingsreizigers zijn naam gekregen omdat ze - toen ze hier aankwamen - overal grote vuren zagen. Die werden aangelegd door de inheemse bevolking. Onderdeel van hun lifestile.
Door de constant waaiende sterke koude wind krijgen niet alle bomen het voor elkaar om recht omhoog te groeien.
Uiteindelijk komt Ushuaia in zicht. De meest zuidelijke stad van de wereld. En gelegen aan het Beaglekanaal. Ook alweer zo'n beroemde naam.
Van hieruit vertrekken de boten naar Antartica om alles daar te bevoorraden. Het ligt er nog maar zo’n 800 kilometer vandaan.
Je kunt ook als passagier mee met de vrachtboten. Dat kost dan wel tenminste 7000 euro per persoon. Dan ben je 12 dagen onderweg. Uit en thuis. Natuurlijk willen we meteen boeken. Maar de overtocht kan alleen in de zomermaanden worden gemaakt. November tot en met februari. Tja, we zitten nog steeds in oktober. Komt dat nou even vervelend uit. Jammer!
Ushuaia profileert zichzelf als “het einde van de wereld”. Het is een echte mannenstad. Het centrum is nog redelijk algemeen.
Maar even daarbuiten - en dan met name aan de kust - gaat het over kabels, magazijnen, trucks, takels, schroot, containers, roestend metaal, machines, vaten, kranen, kettingen en boten. Niet voor mietjes. Eigenlijk ook niet voor vrouwen. Wel voor stoere, stevige, gedrongen, sterke, zware, grove mannen. Snorren en tattoos. Zeebonken. Het overhemd open bij temperaturen onder nul. Qua uiterlijk hadden ze ook showworstelaar kunnen zijn op de Amerikaanse TV. Dat werk.
In een lokaal tijdschrift vind ik een aantal portretten die een dwarsdoorsnede zijn van de bevolking hier. En - laten we eerlijk zijn - dat lijkt niet op de gemiddelde Nederlandse populatie. By no means!
De eerste dag gebruiken we om de stad te verkennen. Het heeft in ieder geval wel een grappig centrum.
Ook bezoeken we een museum waarbij allerlei scenes uit de historie van Ushuaia worden uitgebeeld met wassen poppen op levensgroot formaat.
’s Avonds gaan we een stukje vlees eten. Wij vragen aan de ober hoeveel een biefstuk hier weegt. De man haalt zijn schouders op: Dat is niet te zeggen. Hangt van het humeur van de kok af. Maar het is altijd wel zo’n 300 gram. Wij Argentijnen zijn nu eenmaal carnivoren! Maar ja, wij als Hollanders zijn dat wat minder. Wij zien de bui al hangen. Dus bestellen we uit voorzorg samen één biefstuk. Dan hebben we allebei nog steeds zo’n ruimschootse lap vlees van anderhalf ons. Lijkt ons meer dan genoeg.
De realiteit blijkt erger. De kok is kennelijk in een gulle bui. De ober komt met een biefstuk aan die in zijn eentje een heel dinerbord beslaat.
600 gram. Per persoon 3 ons.Ik krijg hem nog precies weg gewerkt. Dorine lukt het net niet. Maar we kunnen voorlopig geen vlees meer zien. Lekker en mals was het overigens wél.
Voor de volgende dag staan we in dubio. Eén mogelijkheid is het bezoeken van een Nationaal Park hier in de buurt. Maar dan krijgen we weer de taferelen waarvan we er al zoveel gezien hebben op onze reis. Het alternatief is het bezoek aan een estancia. Dat is een nederzetting zoals die is gebouwd door de eerste ontdekkingsreizigers die zich hier hebben gevestigd. Zeg maar een soort haciënda uit vroegere tijden. Dat laatste alternatief lijkt ons een stuk interessanter.
We kiezen voor een tocht naar de Estancia Harberton. 70 kilometer van ons verwijderd. En we huren een autootje om er te komen, zodat we onderweg de vrijheid hebben om overal te gaan kijken waar we willen en bovendien ook van de natuur kunnen genieten.
De weg naar Harberton is 30 kilometer verhard, en daarna nog 40 kilometer onverhard. Nu hebben we echt het gevoel dat we terug reizen in de tijd. Onderweg is er nauwelijks verkeer. Op het tweede gedeelte komen we maar twee of drie auto’s tegen.
De Estancia Harberton ligt prachtig aan een uitloper van het Beaglekanaal. Het is gebouwd door Thomas Bridges, de Engelsman die mede aan de wieg stond van het ontstaan van Ushuaia. Hij is er eerst wezen kijken, en was zo onder de indruk van de streek dat hij zich er definitief wilde vestigen.
Maar omdat hij niet wist hoe daar een fatsoenlijk huis te bouwen, is hij eerst terug gereisd naar Engeland. Daar heeft hij een soort prefab huis laten timmeren, dat hij als een bouwpakket in elkaar kon laten zetten. Alle houten onderdelen en planken waren genummerd. Daarbij behoorden ook werktekeningen waarop was aangegeven hoe alles in elkaar moest passen. Alle hout ging op de boot waarmee hij weer terug ging naar Vuurland.
Alleen - klein foutje - op de boot lagen de werktekeningen onder in het ruim van het schip, onder het hout. Toen ze op Vuurland aankwamen, waren die gegevens volkomen vergaan. Met de moed der wanhoop is er van de planken vervolgens toch een huis in elkaar getimmerd. In de nummering der planken zat natuurlijk een bepaalde logica.
Toen het huis af was, bleef er één stuk hout over - nummer 25 - waarvan niemand wist te bedenken waar dat in vredesnaam voor kon worden gebruikt. Nu ligt het ten toon gesteld in het museum. Als voorbeeld van hoe iets waardeloos en nutteloos kan zijn.De estancia kreeg de naam Harberton als een soort eerbetoon aan het Zuid-Engelse dorp Harberton waar de vrouw van Thomas Bridges vandaan kwam.
Hij heeft veel tijd geïnvesteerd in het contact met de inheemse indianenbevolking. Hij sprak hun taal, en hielp ze met allerhande zaken, net zoals zij hem hielpen bij voorkomende gelegenheden.Sommigen werkten ook vast op de estancia. Op het kerkhofje liggen dan ook zowel de eerste bewoners als een paar indianen begraven.
Door het onderlinge contact is er ook het een en ander bekend gebleven over het toendertijdse leven van de indianen.Zo leefde de inheemse bevolking in twee soorten hutten. De ene werd gebouwd met veel boomstammetjes. Dat was de winterhut. Daarin kon een vuurtje worden gestookt, waarbij de stammetjes de warmte goed konden vasthouden.
De andere versie is de zomerhut. Die bestond veel meer uit twijgen en was dus ook luchtiger en ronder van bouw. De doorsnede van de beide hutten bedroeg ongeveer vier meter.
De bomen ter plaatse hebben soms een uitgroei die veroorzaakt worden door een parasietenplant. Deze heeft een soort bessen die eetbaar zijn en bekend staan als “indianenbrood”. De inheemse bevolking at dat ook. Het vreemde was dat deze bessen totaal geen voedingswaarde hadden. Maar ze werden gegeten in tijden van voedselschaarste. Dan vulde dat de magen, zodat het hongergevoel verdween, en men de tijd beter kon uitzitten tot er weer goed voedsel was.
Bij de Estancia Harberton hoort ook een museum over allerlei skeletten van dieren uit de omgeving, variërend van pinguïns en zeeleeuwen tot walvissen en dolfijnen. Tientallen skeletten worden hier ten toon gesteld. Het schijnt op dit gebied het grootste in de wereld te zijn.
Nadat we alles uitgebreid hebben bewonderd, zetten we koers naar Almanza, een klein vissersdorp, zo’n 20 kilometer van de estancia vandaan. Armoe troef, dat is wel duidelijk. We hebben honger.
En er zijn twee restaurantjes met verse vis. We kiezen ervoor - vanwege de grappige naam - om te gaan eten bij “de Kapitein en de Sirene”. Het is onooglijk klein en heeft binnen vijf tafeltjes.
Daarmee is het vol.Foto’s aan de muur van Fidel Castro in gesprek met Hugo Chavez. En Ché Guevara in zijn jonge jaren. Dorine krijgt ter plekke slappe knieën. Voor zover sirenes knieën hebben, natuurlijk. Wat een charisma had die man! Even los van zijn ideeën dus.
De kapitein is een olijke kerel met de nodige humor waar goed mee te praten valt. Hij had zijn keuken al opgeruimd, want hij verwachtte geen gasten meer. Hier wordt tussen de middag uitgebreid geluncht. Maar vandaag kwam er niemand. En wij komen aan om vier uur. Hier een volkomen ongebruikelijk tijdstip om te gaan eten. Maar de kapitein brengt voor ons graag zijn keukenapparaten weer in stelling.
Wij vragen hem waar zijn sirene is. Want we zien geen vrouwspersoon. Hij haalt zijn schouders op met een gebaar van “kan ik het helpen?” “Ik heb de mijne nog”, zeg ik, terwijl ik op Dorine wijs. “Houd haar maar goed in de gaten, want de sirenes glibberen hier zo het water in”. En hij wijst op het Beaglekanaal.
Kennelijk is zijn restaurant nooit vol want op een van de tafeltjes staat een oude platenspeler uit het jaar nul. Er liggen wat 45-toerenplaatjes bij, waaruit de gasten zelf kunnen kiezen. Dus als de kapitein in de keuken de vissen klaarmaakt, galmen wij eensgezind Chiquitita van ABBA. En “With a little help from my friends” van de Beatles.
Kennelijk klinkt dat wel gezellig. Want voor het restaurant stopt een auto en komt er nog een stel eten. Heeft de kapitein toch nog een goede dag. Als we er naar vragen, blijkt het nieuwe stel uit Israël te komen. Uit dat land reizen hier veel mensen rond. We hebben er al veel van ontmoet.
Nou ja, ontmoet ….. Dat is een groot woord. Want ze zijn zonder één uitzondering allemaal vriendelijk maar gereserveerd. Geen contact mee te leggen, afgezien van de uitwisseling van de gebruikelijke beleefdheden.
Op het menu staat “verse vis uit het Beaglekanaal”. Dat moeten we natuurlijk geprobeerd hebben. De vis is lekker en inderdaad echt vers. Dat proef je wel. En tot onze verbazing wordt er een Grolsch biertje bij geschonken.
“Hollands bier”, merk ik op. “Nee hoor”, zegt de kapitein. “Kijk maar”. En hij pakt mijn blikje en wijst op “Bottled in Argentina”. Haha, zo vangt hij me niet. Ook ik pak het blikje en wijs hem op “Licencia Holandès”. Ja, ze moeten bij mij natuurlijk niet aan Grolsch komen.
En zo vliegt de tijd ook hier voorbij. Als wij ’s avonds terug komen op ons verblijfsadres, begin ik aan deze posting, maar ik krijg het op geen stukken na af. En ik wil er ook geen nachtwerk van maken, want we moeten morgen alweer om 07.00 uur met de bus mee. Voor een marathonrit van 30 uur. Inclusief twee grensovergangen. Twee uur na elkaar. Waarbij elke passage weer bestaat uit een Chileens en een Argentijns gedeelte. ……… zucht ………. Het wordt tijd voor de Zuid-Amerikaanse gemeenschap!
Het wordt de langste rit van onze hele reis. Want volgens de Argentijnen zelf “heeft de zuidelijke helft van de Atlantische kust helemaal niks. Alleen wind”. Dus kan deze posting pas over twee dagen in Trelew (Midden-Argentinië) op de reislogger worden gezet. Want in de bus is hier nou eenmaal geen internet. Waarvan acte!
Het heeft ooit door mijn hoofd gespeeld om er naar toe te gaan. Maar net als Japan leek het me onbereikbaar. En in Japan ben ik al geweest.... liefs, Henriette