Talampaya
26 augustus 2016 - Villa La Union, Argentinië
De avond voordat we Talampaya willen bezoeken, gaan we ons licht opsteken in het centrum van Villa La Union. Daar is een reisbureautje. De man achter de balie meldt ons dat de afstand naar het natuurpark ongeveer 58 km bedraagt. Hij kan het vervoer regelen. Zijn auto vertrekt om 08.30 en rijdt voor 800 pesos, onafhankelijk van de hoeveel personen die mee gaan. Dat bedrag moet worden opgebracht door de gezamenlijke passagiers.
Wij laten dat even rustig tot ons doordringen. Dus dat betekent dat wanneer er meer passagiers meegaan, je minder betaalt? “Inderdaad. Zo is het.” Lekker soort ondernemer is dit. Hij onderneemt en legt de risico’s vervolgens bij zijn klanten neer. “En hoeveel passagiers heb je al?” “Nog niemand. Jullie zijn de eersten.” Dus wij betalen de volle mep!
Vervolgens blijkt dat je daarbij een vast bedrag aan entree voor het natuurpark betaalt. Plus een bedrag per tour die je dan nog wil maken. Want in het park moet je ook weer afstanden afleggen. Daar zijn bussen voor. En elke bus telt een chauffeur en een gids ……….
Wij krijgen alweer de geur in onze neus van een toeristenval. Money, money, money …….. We besluiten nog maar even niet te boeken en eerst op het centrale plein eens wat om ons heen te gaan praten. Dat levert aan informatie op dat er in het dorp ook nog een coöperatie bestaat die dit organiseert. Een blok verderop. Okay, dus daarheen.
De juffrouw van de coöperatie heeft een strenge bril op. Maar dat blijkt in de praktijk alleszins mee te vallen. Ze staat ons in ieder geval vriendelijk te woord. Er gaat ’s morgens om 07.00 uur vanuit de coöperatie een bus naar Talampaya voor de mensen die daar moeten werken. En die gaat ’s avonds rond de koers van 18.00 weer terug. Daar kunnen wij ook in meegaan. 60 pesos per persoon. Kijk, daar klaart ons humeur meteen een stuk van op.
En dat wordt nog beter als we er achter komen dat onze handige ondernemer bij alle “vaste” prijzen die hij ons heeft genoemd, ook een vast bedrag voor zichzelf er bovenop heeft gezet. Hij is af, zoveel is ons wel duidelijk. Je kunt het vrije ondernemerschap ook overdrijven.
Maar dat je overal goed voor moet betalen - bij wie je het ook organiseert - is ons ook wel helder. Dit wordt ongetwijfeld weer zo’n dag waar we fors over ons dagbudget heen gaan. Maar ja, die zitten er soms onvermijdelijk tussen. We hebben ook niet drie dagen gereisd om hier niks te gaan zien.
Vervolgens ontwikkelt zich een vriendelijk doch moeizaam gesprek.
“En hoe gaat het dan verder in zjjn werk?”
“ Nou, je komt rond acht uur aan. Dan kun je wat ontbijten. Om 9 uur is dan de grote excursie die je persé moet zien. Tot 12 uur.”
“En wat doen we dan de rest van de dag?”
“Ja, dat is het probleem. Behalve onze bus om 18.00 uur gaat ook nog een bus terug om vier uur. Maar die is niet van ons, dus die moet je dan wel apart betalen.” Goeie genade! Dit probleem hebben ze elke dag. Daar moeten toch oplossingen voor zijn? Doorvragen dus.
“Maar is er dan nog geen andere excursie? Hier staat er nog een. Naar Arco de Iris. Kunnen we die niet erbij doen?”
“Nee, dat gaat niet. Want die is alleen maar ’s morgens.”
“En gaat de grote excursie dan alleen om negen uur? Of gaat die ook ’s middags nog een keer?”
“Nou, die gaat elk uur. Tot ’s middags drie uur.” Kijk, nou komen we ergens.
“Dan doen we ’s morgens de Arco de Iris, en ’s middags de grote. Kunnen we dat hier bij u boeken?”
“Nou, eh, nee. De grote moet je in het park zelf regelen. En voor de Arco de Iris dien je contact op te nemen met Don Camilo. Want die organiseert dat. Hier heb je zijn telefoonnummer. “
“Wij kunnen hier niet bellen met onze mobielen. Wilt u zo vriendelijk zijn om even dat contact te leggen?” Nou, nee, daar begint ze niet aan. Dat is onze eigen zaak. Moeilijk, moeilijk. Nou, dat laatste zijn we wel met haar eens.
Uiteindelijk vinden we de eigenaar van ons motel bereid om even naar Don Camilo te telefoneren. En zowaar, het is zo geregeld. Hij zal ons de volgende ochtend oppikken bij de ingang van het park. En wat we dan gaan zien, is ons op dit moment nog volstrekt onduidelijk. Maar we gaan in ieder gaval wel met een gerust hart op tijd naar bed.
De volgende ochtend zijn we tijdig uit de veren. Zes uur op, half zeven klaar en dan een kwartier lopen naar het bureautje van de coöperatie. Daar zijn we dan ook een klein kwartiertje te vroeg. Tja, wij zijn Nederlanders. Liever een kwartier te vroeg dan twee minuten te laat.
En we zijn om kwart voor zeven de enigen. Ook logisch. Die werknemers weten natuurlijk op de minuut af hoe lang ze er over doen om precies de bus te halen. Maar vijf minuten later zijn we nog steeds de enigen. En tien minuten later ook. Zelfs om zeven uur is er nog geen reuring. Geen bus en geen enkele werknemer.
Dit kan niet kloppen. Vertwijfeld lopen wij in ons hoofd het gesprek met de dame met de strenge bril nog eens na, en checken het bij elkaar. Het was toch echt om zeven uur? Check. En met een bus van de coöperatie? Check. En die zou toch rijden voor de werknemers van het natuurpark? Check. En de opstapplaats was toch bij het kantoortje? Check. Maar er is hier niets en niemand.
Vijf over zeven. Geen enkele beweging. Wij weten het ook niet meer. Goede raad is duur.
Maar dan, om 7.07 uur komt er een man aan met een aktetas. Dat lijkt toch op een werknemer. Dorine schiet hem aan. Of hij toevallig ook naar Talampaya moet? Jawel! Met de bus van tien over zeven! En zowaar, drie minuten later verschijnt de bus. Ach ja, wat maakt hier tien minuutjes meer of minder uit? Zelfs bij de informatieverstrekking?
De aktetasman en wij zijn trouwens de enige passagiers in de bus. Maar daar komt spoedig verandering in. Onderweg doet de bus allerlei kleine dorpjes aan, waar steeds meer mensen in opstappen. Als we in Talampaya aankomen, is de bus zo goed als vol.
Okay. Dus eerst een ontbijtje van niks met een kop koffie en dan even de tijd uitzitten tot 9 uur. Dan komt Don Camilo met zijn 4x4 voorrijden.
Met hem hobbelen we zo’n 13 km over een verlaten weg en komen we bij een gebouwtje uit dat er van buiten uitziet als een wild west saloon, compleet met de twee stoelen op de veranda.
Daar betalen we de algemene entree voor het park en voor de specifieke excursie naar de Arco de Iris. Dat betekent “regenboog”. Onze bezoekplek is zo genoemd vanwege de veelkleurigheid van de rotsen daar.
Voordat we op weg gaan, stappen er eerst nog twee andere stellen in die met eigen vervoer naar de Saloon zijn gekomen. De excursie zelf blijkt boven verwachting zeer de moeite waard. En wel om een aantal redenen. In de eerste plaats rijden we om er te komen - maar ook ter plaatse - een aantal kilometers met een 4x4 door een droge rivierbedding. Spectaculair! Deze loop staat ’s zomers zo’n drie maanden stevig onder water, omdat het hier in december, januari en februari heftig kan regenen. Maar de rest van het jaar staat die droog.
In de tweede plaats zijn de rotsen hier inderdaad prachtig kleurrijk.
En ook de rivierbedding zelf is hier bezaaid met kleurrijke stenen.
En ten derde is de bodem door de kracht van de tegen elkaar aanschuivende geofysische platen over de miljoenen jaren heen 90 graden gekanteld. Praktisch alle grondlagen lopen hier verticaal. En dat leidt weer tot allerlei uitermate vreemde rotsformaties.
Zo zien we een stukje versteende rivierbodem in verticale positie.
En een muur van een pre-Inca-stam, ook recht omhoog in plaats van horizontaal.
Er zijn hier bomen die - omdat ze negen maanden droogte moeten overbruggen - wel wortels hebben van 50 meter lang.
Deze plek bestaat pas sinds kort als toeristische attractie, omdat die pas acht jaar geleden is ontdekt. En wel door, jawel, Don Camilo himself. En dat heeft hem een leuk baantje opgeleverd, want hij mag nu de toeristen rond rijden die dit mooie stukje natuur willen bewonderen. Met een salaris van de staat.
Als we uitgenoten zijn, rijdt Don Camilo ons weer terug naar de Saloon. En hij gebaart ons uit te stappen. Als wij hem vragen hoe we nu weer terug komen naar Talampaya - toch zo’n 14 km verderop - zegt hij dat we maar een lift moeten vragen aan een van de medebezoekers met eigen vervoer. Maar die twee paren blijken allebei de andere kant op te moeten.
Dus stellen we de vraag nogmaals. Don Camilo haalt zijn schouders op. Hij meldt dat hij zich slechts verantwoordelijk voelt voor de excursie vanaf de Saloon. Dat hij ons vanmorgen heeft opgehaald bij de hoofdingang, beschouwt hij als een stukje cortesia van zijn kant. En hoe we terug komen naar Talampaya vindt hij dus niet zijn probleem.
Misschien rijdt hij vanmiddag nog wel een keer naar het park. Maar mocht dat zo zijn, en we willen dan met hem meerijden, dan wil hij wel geld zien. In ieder geval gaat hij voorlopig nog niet. Hem wacht eerst een uitgebreide lunch. En weg is hij, de saloon in. Om te beginnen voor zijn voorgerecht: een vermicellisoepje.
Wij kijken elkaar verbluft aan. Dit kan niet waar zijn. Alsof we in een verkeerde B-film terecht zijn gekomen. Maar goed, Camilo zit lekker achter zijn sopita, en voor ons is er niks. Want dit is een kantoortje en geen restaurant. Wij hopen dat hij zich ter plekke in een vermicellisliert verslikt. En wensen hem verder alle goeds. Maar niet heus! En dan vanmiddag ook nog geld moeten betalen als Camilo zo “goed” is om ons nog mee te nemen? Straks moeten we nog dankbaar zijn ook! Hoezo Don Camilo? Don Corleone zal je bedoelen!
Al gauw wint onze trots het van onze kwaadheid. Hij bekijkt het maar. We lossen het zelf wel op. We hebben wel vaker gelift. Dus dat gaan we nu ook doen. Ik overtuig Dorine van het feit dat elke Argentijn al op afstand kan zien wat voor een leuke vrouw ze is, dus dat de eerste auto die langs komt, ons zeker meeneemt. Dus gaan we welgemoed aan de weg staan, bereid om onze duim omhoog te steken.
Nou ja, welgemoed is een beetje optimistisch. Het is 35 graden. Brandend hete zon. En geen wolkje aan de lucht. Maar daar laten we ons niet door kennen. Overlevers, dat zijn we! Wat denkt die Corleone wel?
Maar behalve de zon is er nog een klein probleem. Er komt geen auto langs. Waarschijnlijk is het etenstijd of zo. Want hoe we ook die lange weg naar de horizon afturen, er is geen enkele beweging te bekennen.
Na een kwartier vind ik dat het voor Dorine wel lang genoeg geduurd heeft. Je kunt zo’n vrouw toch niet laten uitdrogen in dit klimaat? Gelukkig heeft ze ditmaal slechts weinig overredingskracht nodig om zich tot de veranda te bekeren. Maar natuurlijk wel onder de voorwaarde dat zij zich, zo gauw ik fluit, met spoed naar de weg begeeft. Ik ben toch bang dat ik niet dezelfde eh …… appeal heb voor de Argentijnse chauffeurs. Laten we het er op houden dat als ik er alleen sta, er toch zeker wel drie auto’s zouden moeten passeren voordat ik beet heb, in plaats van die ene van Dorine. Ahum!
Zo verstrijkt er alweer een kwartier. Twee keer een kwartier is een half uur. En nog steeds geen één auto gezien. Dorine biedt nog aan om me af te lossen, maar dat is mijn mannelijke eer te na. Ik heb een stevige pet op en probeer daaronder mijn hoofd koel te houden. Letterlijk gaat dat wel. Maar figuurlijk wat minder. Want Corleone zit zich nu ongetwijfeld tegoed te doen aan een Pollo a la Brasa of zoiets. En dat zint me steeds minder.
En net als ik moordneigingen voel opkomen - zo’n Saloon als achtergrond lijkt me daarvoor uitermate geschikt - of me voorstel hoe ik hem met zijn pafferige gezicht langzaam maar zeker in zijn hete Sopita douw, ontwaar ik in de verte een bewegend zwart stipje. Eén fluitje en Dorine komt aangestormd om haar plaats in de liftcombo in te nemen. Het stipje wordt groter en duidelijker. Gelukkig toch geen Fata Morgana! En het wordt een heuse auto.
En ik wist het! Die Argentijnen hebben gewoon een goede smaak! De auto stopt. Dorine vraagt of hij naar Talampaya gaat. Natuurlijk gaat hij naar Talampaya! Al had hij eigenlijk naar El Paso gewild, als een vrouw als Dorine vraagt of je naar Talampaya gaat, dan gá je naar Talampaya! We trekken nog een figuurlijke lange neus naar Corleone met zijn Sopita en hopen hem nooit meer tegen te komen.
Voor de middag boeken we de Grande Tour. Ons wordt verteld dat er in Argentinië drie UNESCO-sites zijn die je zeker gezien moet hebben. De Watervallen van Iquazu, de Gletschers van Chaltén - die we allebei nog gaan bezoeken - én de Valle de la Luna van Talampaya. En die staat vanmiddag op het programma!
Er komt een mooie Overland Adventure Truck aangereden waarin - en waarop - we plaats kunnen nemen.
En als we daarmee op de plaats van bestemming zijn aangekomen, zijn we het roerend eens dat we dit nooit - maar dan ook echt nooit - hadden mogen missen. Hoe Moeder Aarde het voor elkaar heeft gekregen is onbedenkbaar, maar het is er. Werkelijk geweldig.
Ook hier moeten we weer tot de conclusie komen dat onze foto’s een broodmagere afspiegeling vormen van het echte geweld. Er zit niets anders op dan dat iedereen dit zelf gaat aanschouwen. Wij zijn blij dat we het in ieder geval met eigen ogen hebben gezien!
Ook krijgen we rotstekeningen te zien. Op zich niet spectaculair, maar ze waren er al lang voordat Christus naar de aarde afdaalde!
Alweer zo’n onvergetelijke ervaring! Wij prijzen ons gelukkig dat we in de gelegenheid zijn om dit allemaal mee te maken. En met George Clooney zeggen we: “What else?”
Zal ik jullie alvast opgeven?
Prachtig landschap inderdaad. Ik moet toch nog eens overwegen waar mijn volgende reis naar toe gaat.
Monique